MIRROR MIRROR MAGAZINE

View Original

LEVEN MET EEN EETSTOORNIS

David Samwel (1994) is in Thailand geboren en kwam in 1996 met alleen de naam Singha – Thai voor ‘leeuw’ – naar Nederland. Hij is de auteur van het boek Sterk als een leeuw, waarin hij zijn verhaal vertelt over zijn ervaring met adoptie en anorexia nervosa. In deze columnreeks deelt hij zijn inzichten over het leven met een eetstoornis. Deel II

Zonder blikken of blozen maakte ik voor mijzelf een briefje. Daar stond op dat ik geen suiker meer mocht, snoep en chocolade. Het was een streng noch rechtvaardige boodschap gericht aan mijzelf, opgevouwen in mijn kleine gele portemonneetje. Ik was tien jaar oud toen ik deze boodschap op een avond opschreef en wegstopte.

Mijn kinderjaren waren vrolijk. Net als zoveel kinderen destijds speelde ik veel buiten en als het minder goed weer was bouwde ik binnen met blokken en lego verschillende gebouwen na.

Grappig genoeg waren dat vaak ook tempels waarvan ik de houten zuilen mijn riddertjes liet bewaken voor de grote boze buitenwereld. Want ondanks dat ik genoot van het kind zijn was ik niet helemaal onbezorgd altijd.

Er waren momenten dat ik stilviel, en zoals mij later is beschreven, mijn blik op duister viel. Dan spookten er gedachten in mij rond die ik niet kon verwoorden. Sterker nog, ik wist zelf niet eens echt wat die gedachtes inhielden.

Vaak zat ik dan naar de lucht te staren. Met het enige besef dat ik ergens op deze wereld geboren ben. Niet hier maar ver weg op een plek dat ik niet kon beschrijven. Ik was leeg.

En die leegte begon zich te kenmerken doordat ik genoot van fysiek leeg zijn. Dan at ik liever niet in de pauze en nam ik bewust de rommelingen in mijn maag waar. Dan hoorde ik het geluid maken en mijn energie langzaam wegzakken.

Ik vond het niet erg maar ervoer het als een fijne gewaarwording. Dat lichte gevoel, die kleine dizziness en tinteling in mijn armen waren aangenaam. Zonder dat ik besefte dat een gevolg was van het geen voeding tot mij nemen.

Ik begreep er vrij weinig van. De gevolgen nam ik voor lief. Niet mijn boterhammen opeten gebeurde ook niet dagelijks, het waren periodes dat het langer achter elkaar was en dan weer even verdween. In die periodes dat het er was had ik gewoon echt geen eetlust.

Dan viel het gewoon weg bij mij en voelde ik geen connectie met mijn lichaam die energie nodig had. Zo speelden er twee dingen door mij heen. Een was gewoon kind zijn die rondrende en meedeed aan verstoppertje, tikkertje of een balspelletje. De ander was de leegte, waardoor het schoolplein te klein werd. En ik wilde zweven.

De lucht in en weg worden gevoerd naar andere plekken. Waar de wereld geen grenzen kende en waar je opnieuw in de baan van de aarde terecht kwam om eindeloos te blijven hangen in de lucht. Zonder ooit nog te hoeven landen.

In het laatste jaar van de basisschool trakteerde de juf. Ze liep door de klas met een schaal vol lekkers waarvan ieder klasgenootje met volle overgave vanaf pakte. Toen ze voor mij stond stelde ik alleen een vraag: ‘zit er suiker in?’

Waarop ik het weigerde en de schaal met traktaties langs mij heen liet gaan. Mijn klasgenootjes keken mij verward aan met blikken vol onbegrip.

Ik keek alleen maar naar buiten en wist mij geen houding te geven. Mijn kinderjaren kwamen ten einde en de onbezorgdheid werd langzaam ingeruild door zorgen en vragen. Na schooltijd liep mijn juffrouw naar mijn moeder toe. ‘Hij eet niet meer’.