INTERVIEW MET FONG LENG
Zeg Fong-Leng, en iedere modeliefhebber weet om wie het gaat. En iedereen herkent haar opvallende creaties uit duizenden. ‘Ik ben in mijn werk heel brutaal.’
Fong-Leng zit in de woonkamer op een van haar zes witleren banken, die ze zelf heeft gepersonaliseerd met kleurige motieven zoals feniksen, slangen en draken van leer. Fabeldieren die ook staan afgebeeld op de extravagante mantels waarmee ze vanaf de jaren zeventig furore maakte en die werden gedragen door Mathilde Willink. Enthousiast vertelt Fong-Leng over haar bezoek onlangs aan Verhalenhuis Belvédère in Rotterdam. “Een zeer interessant gebeuren, heeft niks met mode te maken,” zegt Fong-Leng. Belvédère presenteert verhalen over Rotterdam via ontmoetingen en tentoonstellingen. De Chinees-Nederlandse Fong-Leng groeide in die stad op in de havenwijk Katendrecht, toen een smeltkroes van culturen. Fong-Leng: “Daar opende het eerste Chinese restaurant van Nederland en er waren opiumkits waar stiekem opium werd gerookt.”
In het Verhalenhuis hangt een foto van haar Chinese vader, een zeeman. En er wordt een schitterende paars-satijnen pantalon van haar uit 1977 geëxposeerd, geleend uit het depot van de Rijksdienst Cultureel Erfgoed. Fong-Lengs creaties zijn al decennia in musea te vinden. Variërend van haar schilderijen van leer, lichtsculpturen en imposante colliers tot de bekende gouden Luipaardmantel. Allemaal eervol toch? “Wat heb je daar nou aan. Van eer kun je, net als van trots, niet eten. Vanwege dit soort vragen over eer en zo geef ik eigenlijk geen interviews meer. Beter is de vraag: Wat heb je gedaan om het zo goed voor elkaar te krijgen?”
Met een carrière van ruim een halve eeuw, kennen al vele generaties haar naam. Eigenlijk vindt Fong-Leng zelf ook wel dat dit uniek is. Daarom maakt ze een uitzondering en werkt mee aan het interview. Op voorwaarde dat er óók foto’s van haar huidige werk bij komen te staan. En ze wil beslist geen legende worden genoemd. “Dat ik nu vanwege mijn leeftijd een legende ben geworden, vind ik héééél vervelend. De woorden legende en icoon vind ik onzin. Ik ben een mens, ik zit niet achter de geraniums. Ik ben gewoon bezig!” En hoe. In de documentaire ‘Diva Fong-Leng’ uit 2019 zie je haar aan het werk; het kiezen van materialen en vervolgens heel tijdrovend, minuscule leren lapjes omtoveren tot unieke creaties. “Ik heb altijd gemaakt wat ik zélf wilde, en ik ben nog lang niet klaar!”
Als bekendste Nederlandse modeontwerper zult u door uw werk voort blijven leven. Denkt u daar wel eens over na? “Never! Ik denk nooit na over wat er zal gebeuren als ik dood ben. Of wat zal morgen brengen. Morgen is morgen, vandaag is vandaag. Vandaag wil ik leven. Morgen heb ik misschien pijn in mijn buik. Maar inderdaad, mijn werk blijft, net als C&A die blijft ook altijd bestaan. Ik had nooit kunnen bedenken dat ik beroemd zou worden. Berucht wel, maar beroemd niet.”
U bent opgevoed door uw Chinese vader, hadden jullie een goed band? “Ik was gék op mijn vader. Hij is officier geweest in het leger van Tsjang Kai-Shek en vluchtte uit China voor het communisme. Heel moedig, maar hij moest zijn familie achterlaten. Dat heb ik allemaal pas later begrepen hoor, als kind had ik geen idee. Ik was zes toen mijn moeder overleed, toen wist ik eigenlijk al dat ik moest vechten voor mijn bestaan.”
U groeide op in Rotterdam tijdens de Tweede Wereldoorlog, uw moeder overleed toen u kind was. Wat deed dat met u? “Dat was overleven! Maar toch maakte ik me daar niet druk om. In de oorlog ging vaak het luchtalarm af, iedereen moest dan snel de schuilkelder in. Ik zei dan ‘ik ga niet mee’. Terugblikkend was dat eigenlijk al een teken dat ik eigenlijk maar een vreemd kind was. Denk ik. Om zes uur eten? Dat wilde ik vroeger al niet. Net zoals later mijn creaties anders waren dan die van alle andere ontwerpers, zo ben ik ook anders. Ik ben geen doorsnee mens!”
Heeft u dingen meegenomen uit de Chinese cultuur? “Thuis stond een heel groot Boeddhabeeld, we brandden wierook, er stond een grote Chinese kast, met talloze laatjes met Chinese kruiden als medicijnen. Als ik verkouden was, of hoofdpijn had, ging een laatje open. Ik gebruik nog steeds Chinese middeltjes. Er zijn denk ik veel dingen die ik onbewust doe. Als ik winkel op de Geldersekade in Amsterdam kom ik met overvolle tassen terug: van bijzondere paddenstoelen, vissen tot kruiden. Ik kook Chinees, maar lust ook andijviestamppot hoor. Ik maak verrukkelijke soepen, naar eigen recept. Koken vind ik leuk, maar wel voor een groep. In een kookboek heb ik nog nooit gekeken. Koken moet je vanuit je hart doen, en met zorg. Ik creëer zoals ik kook: ik zoek materiaal, leer of stof, kijk goed, en denk ‘wat zal ik hier van maken?’ Mijn creaties zijn zeer bewerkelijk.”
Mensen kennen u van uw extravagante creaties, maar u begon niet als ontwerper? “Ik begon als fotograaf. Daarna werkte ik voor een jerseyfabriek, als stof-ontwerper. Omdat ze daar eigenlijk geen idee hadden wat je allemaal met jersey kon doen, maakte ik er kledingcollecties van. Wat ik deed was totaal nieuw en sloeg aan. Daar komt alles uit voort. Weer later dacht ik ‘ik begin een leuk boetiekje’. Op de Nieuwendijk in Amsterdam. Ja ik ben ook zakelijk, ik had op een gegeven moment wereldwijd verkooppunten, vroeg entree voor mijn shows. Ik was zeer succesvol en reed in een Porsche. ”
U heeft vaak gezegd dat Mathilde Willink de beste ambassadrice van uw werk was. Hoe ontdekte Mathilde uw werk? “Voordat ik haar kende kleedde Frank Govers haar. Toen ze mijn werk zag, moest ze dat hebben! Ze poetste de kachel in Fong-Leng, sleepte kolenzakken omhoog in mijn creaties. Mijn creaties waren heilig voor haar. En haar toenmalige man, de beroemde schilder Carel Willink, was het daar helemaal mee eens, vandaar dat hij een groot schilderij van haar in de Luipaardmantel maakte. Mathilde was een bijzonder mens, zo lief, zo mooi, intelligent. Jammer dat ze nooit goed is begrepen.”
In hoeverre kennen mensen u? “Van nature ben ik zeer bescheiden. Maar door mijn werk, en door wat er door de pers ‘omheen groeide’, ga je anders doen. Niet omdat ik dat zo graag wilde. Het hoorde erbij.”
Vanwege uw werk nam u een andere houding aan? “Precies. Het wordt van je verwacht. Ik ben in mijn werk heel brutaal… maar dat heeft niks met mijn ‘zijn’ te maken. Ik hou niet van opscheppen. Eigenlijk zitten er verschillende Fong-Lengetjes in mij. Die zet ik in waarvoor het nodig is.”
U wordt ook wel aangeduid als Diva Fong-Leng, was dat ook uw eigen idee? “Ja. Ik zeg ook altijd ‘ik ben de beste!’ Dat heb ik trouwens niet zelf bedacht, maar het is een quote van Muhammed Ali – de bokser. Hij zei altijd ‘I’m the greatest’. Ik dacht dat vind ik leuk, ga ik ook zeggen. Zó doe je dat. En ik werd de beste.”
U doelt op dat u beter was dan de destijds bekende modeontwerpers, zoals Frank Govers, Max Heymans en Frans Molenaar? “Ja die mannen met die gouden stoeltjes en hun traditionele modeshows.”
Terwijl u spektakelshows gaf in uitverkochte musea en als model ook zelf schitterde in uw shows. Waar kwam dat idee vandaan? “Ik was beeldschoon natuurlijk! Verder: ik deed het gewoon. Ik vond het óók nódig om te doen. Dat mensen me konden zien.”
En dat de pers erover ging schrijven? “Iedere krant en elk blad schreef erover. Bij mijn shows was het altijd vechten om een plekje. Iedereen móest én zóu er bij zijn. Wat ik geweldig vond, is dat mensen zich helemaal speciaal gingen kleden. Dát was voor mij de kers op de taart.”
Als een soort beloning voor al het harde werken? “Zeker! Mensen zien mijn creaties maar hebben geen idee van het vele werk dat ik daar allemaal voor heb moeten doen!”
Uw creaties zijn altijd uniek. Toch heeft het volgens u niets met mode te maken. “Mode is onderhevig aan seizoenen. Met modetrends heb ik nooit iets gedaan. Ook niet toen ik werkte voor commerciële klanten zoals Adidas of Levi’s. Wat ik voor hen ontwierp hadden ze nooit eerder gezien! Ik heb altijd gemaakt wat ik zélf wilde.”
Wat maakt elke Fong-Leng-creatie zo bijzonder? “Ik hou van mooi, en mijn creaties moeten interessant zijn om naar te kijken. Zoals een mooi grachtenpand versierd is met ornamenten. Dat moet je zien. Je moet beseffen waar je naar kijkt. Dat is eigenlijk mijn grootste gave. Ik zeg altijd: koop niet zomaar een brood, maar kies dát brood dat er smakelijk en mooi uitziet. Altijd éérst goed kijken. Die les geef ik mensen mee. Kijken en zwijgen is het belangrijkste in het leven.”
In de hippie-jaren-zestig verhuisde u van Rotterdam naar Amsterdam, met het idee daar gebeurt het?
“Ik kwam er al vaak, en leerde daar mijn toenmalige man kennen. We begonnen samen een fotostudio in Amsterdam. Ja, ik was natuurlijk een hippie in die tijd, er zijn foto’s van me met haar tot op mijn billen. Ik heb de Rolling Stones zien optreden in het Kralingse Bos, we kampeerden er in een tentje. Een leuke tijd. Ik ben later gescheiden. Maar dat is ouwe koek.”
U bent altijd terughoudend over uw privéleven. “En dat hou ik zo.”
Gerti, uw partner, kent u al heel lang. “Ruim vijftig jaar. Ik ontmoette haar in 1969. Ze was toen een beginnend schilder. Ik gaf haar als eerste een opdracht.”
Is Gerti de liefde van uw leven? “Ik heb verschillende grote liefdes gehad. Wie niet? Wel is het heel bijzonder dat ik nog steeds met haar omga. We kunnen geweldig met elkaar overweg. Alles tegen elkaar zeggen. Ik denk dat daarom de vriendschap blijft bestaan. Het is een bijzondere en lange relatie, dat maak je niet veel mee. Nee, we wonen niet samen. Wat voegt dat toe? Dat vind ik geen interessante vraag.”
U bedoelt: dat is burgerlijk. Praten jullie over elkaars werk? “Nee ze praat met anderen over haar werk. Zij maakt totaal ander werk dan ik. Het is bijzonder dat twee zulke verschillende mensen, die ook heel verschillend werk maken, zo goed met elkaar overweg kunnen.”
Jullie beider werk is heel groots. “Dat wel. We willen eigenlijk het beste maken. Alles wat in ons zit eruit gooien. Dat willen we met ons werk ook duidelijk maken. Zij is altijd aan het werk en ik ook. Mijn leven is nooit saai. Ik neem verantwoording voor wat ik doe, vaak durven mensen geen grote stappen te nemen. Of ze kunnen er niet uitkomen. Maar we kunnen niet oordelen over andere mensen, een mensenleven zit zo ingewikkeld in elkaar. De kunst is positief in het leven staan.”
Heeft u nog wensen? “Een expositie in het Paleis op de Dam. Ooit heb ik hierover gebeld, ze wisten meteen wie ik was en reageerden enthousiast. Maar destijds wilden ze schilderijen van Amsterdamse signatuur exposeren. Ik moet toch nog eens informeren bij het paleis of mogelijkheden zijn.”
Als u iets in uw hoofd heeft gebeurt het? “Opeens wordt het dan de realiteit. Ik wil het dan gewoon. Als Koningin Máxima de expositie komt openen, dan zou ik dat een bijzonder gebaar vinden.”
Nog even terug naar uw eigen vraag: wat u heeft gedaan om zo’n carrière voor elkaar te krijgen? “Doorzetten, doorzetten, doorzetten!”