SIL BRUINSMA: ‘NEW YORK IS ALTIJD MIJN DOEL GEWEEST’
Door Georgette Koning
Sil Bruinsma, verhuisde vijftien jaar geleden van Amsterdam via Parijs naar New York. ‘Ik wilde naar New York, dat is altijd mijn doel geweest.’ Zijn grote kracht als make-upartiest is zijn veelzijdigheid.
Nee, antwoordt Sil Bruinsma op de vraag of hij zijn fascinatie voor make-up kan verklaren? ‘Ik dacht nooit: oh hier moet ik mijn beroep van maken. Het medium trok me in de jaren negentig aan omdat ik met make-up snel iets kon neerzetten. Was het niet goed, dan haalde ik het zo weer van het gezicht af.’
Wat Bruinsma wél enorm fascineerde was de modewereld. Omdat hij het geweldig vond om deel uit te maken van het Amsterdamse modecircus - de modellen, fotografen, mode - ging hij door met make-up. ‘En ik was goed’, zegt hij via zoom vanuit New York, waar hij woont in zo’n kenmerkend brownstone huis in de bruisende wijk Harlem. ‘Ik vind veel verschillende dingen leuk; bedenk even graag een eenvoudig make-upstatement als iets met superglamour of een look gebaseerd op een bepaalde referentie die door styling en modelkeuze modern wordt gemaakt.’
Door Bruinsma’s veelzijdigheid is elke werkdag een verrassing. Zijn klussen lopen uiteen van boekingen voor grote campagnes van merken als Valentino, Armani, Nike en H&M, opdrachten voor magazines, een week op een set voor een commerciële klus tot het opmaken van celebrities, de ene keer een beroemde TikTokker en dan weer superster Madonna.
Make-up voor shows doet hij ook heel graag. In tegen stelling tot sommige collega-make-upartiesten. ‘Vaak haken ze na een tijdje af. Begrijpelijk, want bij shows moet je ‘full on’ aan de bak. En vooral dingen kunnen loslaten. Het is totaal anders dan werken in een studio, waar je een close-upmake-uplook op een model maakt en streeft naar perfectie. Werken voor een show betekent ‘go with the flow’. Ik vind het heerlijk: vier uur hard bezig zijn, want iets móet af en klaar.’
Nóg leuker vind Bruinsma als hij 1 op 1 kan werken met de ontwerper. Een team kan leiden en zijn visie terugziet op 40 modellen en dat haar, make-up en kleding samenkomen. Bruinsma make-upte onder andere voor Louis Vuitton, Givenchy, Maison Margiela en Kenzo. Met de Amerikaanse ontwerper Thom Browne werkte hij het vaakst. ‘Voor sommige shows krijg ik de vrije hand, dan vraagt Thom, wat denk jij? Dat zijn de leukste shows om te doen. Van de Japanse Junya Watanabe kreeg ik eens via zijn tolk drie steekwoorden – en toen moest ik aan de slag, haha. Uiteindelijk werd het een te gekke make-up met allemaal lijnen, ook op het lijf geschilderd.’
Zo eens of twee keer per jaar bezoekt Bruinsma Nederland en gaat dan altijd naar zijn ouders. Afgelopen zomer kwam hij tijdens het opruimen van de zolder stapels oude test-shoots tegen. ‘Vroeger vond ik die prachtig! Nu zag ik dat niet alles zo geweldig was, haha. Het coole aan mijn beginjaren was het freewheelen. Je sprak af met vrienden en het was let’s do something. Vaak met alleen een model en de fotograaf. Het aantal bladen waarin ik tegenwoordig iets creatiefs kan laten zien is klein. Opdrachten voelen vaak bijna als een soort cataloguswerk, niet interessant.’
Om dat energieke freewheel-gevoel weer te ervaren werkte Bruinsma de afgelopen jaren met fotografenduo Luigi Murenu en Iango Henzi (@luigiandiango).
Net als Bruinsma konden zij al een jaar of tien simpelweg hun ideeën niet meer kwijt in beautystories voor de bladen. Luigi en Henzi initieerden het creatieve platform/ boekproject Double Vision (@the.doublevision). Bruinsma is een van de make-upartiesten die daar bij aanhaakte. Het uitgangspunt is een moderne kijk op beauty
Het vrije werken bracht al heel wat mooie series voort, waaronder een kleurrijke shoot geïnspireerd op het werk van wijlen mode-illustrator Antonio Lopez met expressieve make-up en styling. ‘Ik heb de laatste jaren echt spontaan en creatief gewerkt. Dankzij de staat van dienst van de gerenommeerde mensen met wie ik werk, krijgen we altijd goede modellen, en kunnen we vooral werken zonder de druk van de corporate structuur waarin altijd van alles moet. Ja het voelt zoals ik ooit ben begonnen, te gek!’
Sil Bruinsma (49) groeit op in Alkmaar als enig kind. Zijn vader is ingenieur en zijn moeder werkt in een drogisterij. Sil is creatief, tekent veel. Begin jaren negentig ontluikt zijn interesse voor mode en meldt hij zich aan bij de Charles Montaigne Mode Academie (een voorloper van AMFI) in Amsterdam. In de hoofdstad ontdekt hij na een jaar ook het uitgaansleven, met een legendarische clubs als de Roxy, waar de nieuwe spannende elektronische muziekstijl house regeert, en flink wordt gefeest. ‘Ja, pillen werden ook geslikt.’ Bruinsma lacht: ‘Maar ik gebruikte niet veel.’ En zichtzelf opvallend uitdossen zoals veel anderen in de clubscene? ‘Nee, zo’n type was ik ook niet.’ Toch voelde hij zich er als een vis in het water. In het nachtleven ontmoet hij gelijkgestemde creatieven: van aanstormende kunstenaars en fotografen tot modeontwerpers. Tot spijt van zijn ouders raakt hij snel uitgekeken op de modeacademie. ‘Met name het daadwerkelijk maken van kleding, dat vond ik maar omslachtig gedoe.’ Achteraf, vermoedt hij, zocht hij naar iets wat sneller en makkelijker resultaat opleverde en waar hij een statement mee kon maken. Dat dit mogelijk is met make-up, en dat dit een vak is, ontdekt hij als hij andere creatieve nachtdieren gaat assisteren. ‘Ik deed wat ik leuk vond, en zo bouwde ik mijn netwerk op.’
Sil Bruinsma heeft het make-upvak snel onder de knie. Hij ontdekt welke producten onmisbaar zijn. Vanwege het povere aanbod gebruikt hij veel theatermake-up. ‘Die waren rijk aan pigmenten, ik kocht dat in de Amsterdamse Backstage theaterwinkel. M.A.C bestond, maar nog niet in Amsterdam. Ik herinner me ook nog het dure Shu Uemura, nu vooral bekend als haarmerk, maar destijds verkochten ze make-up. In het algemeen was het aanbod aan foundation klein, als ik getinte modellen moest opmaken, dan was dat een probleem.’
Met een koffer vol spullen gaat Bruinsma aan slag, al doende leert hij. Ook van de mensen waar hij mee gaat werken, voor bladen die inmiddels al lang niet meer bestaan, zoals Blvd. en Avantgarde. Graag werkt hij met Jos van Heel, die zich ontwikkelt tot een bekende stylist. ‘Jos was zo iemand waar ik veel van heb geleerd, die mijn ogen opende door zijn vooruitziende, moderne visie op mode. Voordat ik hem ontmoette, maakte ik vaak uitgesproken geweldige full-on make-uplooks. Jos verbreedde mijn visie, net als fotograaf Wendelien Daan, met shoots die draaiden om eenvoud. Samen hadden we een tone of voice gevonden. Mensen met talent weten wat ze willen. Het hielp me verder met mijn carrière.’
Tegenwoordig werkt Bruinsma nauw samen met mensen waar hij vroeger tegen opkeek. Zoals Inez + Vinoodh, met wie hij in de loop der jaren vriendschap en een vertrouwensband heeft opgebouwd. ‘Ik kende het werk van Inez + Vinoodh, die al langer bezig waren dan ik, uit de Roxy waar het hing. Ik vond het geweldig, totaal anders dan andere fotografie uit die tijd. Hun werk had een glossy seventies vibe, maar was ook modern, ze bewerkten toen al foto’s met de computer. Dat was te gek om te zien in de grunge-tijd die voor make-upartiesten niet echt inspirerend was. Destijds inspireerden ze me, nu werk ik met ze. Great!’
In 2000 lonkt Parijs, waar het vak make-upartiest een hogere status heeft dan in Nederland. Bruinsma vertrekt, maar zonder enige connecties. In de Lichtstad krijgt hij amper een voet aan de grond. ‘Met Fransen die geen Engels willen of durven te praten, hun eenkennigheid en de vele kliekjes, vond ik het lastig om aansluiting te vinden. Zijn redding is de Nederlander Paul Helbers, dan mannenontwerper voor Louis Vuitton. Helbers durft het aan met de onbekende Nederlander. Bruinsma werkt aan alle LV-lookbooks en doet de make-up voor de mannenshows. ‘Dat was niet heel creatief: altijd een vrij casual mooie huid.’
Dankzij de niet al te creatieve, maar wel lucratieve klussen voor Vuitton kan Bruinsma het zich veroorloven om met regelmaat van Parijs naar Amsterdam te reizen om daar klanten te doen. Hij maakt ook steeds vaker de oversteek naar de andere kant van de oceaan. ‘Ik wilde naar New York, dat is altijd mijn doel geweest.’ In de twee jaar dat hij in Parijs voor Louis Vuitton werkt, slaagt hij erin om in New York een netwerk op te bouwen en vindt er een agentschap dat hem wil vertegenwoordigen. Zodra in 2005 de felbegeerde green card binnen is, verhuist Bruinsma definitief. ‘Terugblikkend fungeerde Parijs als een soort van opstap naar het grote werk.’
Wat voelde in New York als de grote doorbraak? ‘Het fijne van New York is dat daar - anders dan in Parijs - een mentaliteit heerst van laten we eens met een ander, een nieuw iemand werken. Dat was in mijn voordeel. Ik kreeg kansen. Mijn lucky day was toen er een make-upartiest had afgezegd voor een shoot, en iemand zei: let’s try Sil.
‘Ik deed veel met Paola Kudacki, een goede fotograaf. Zij werkte voor verschillende Vogue-edities. Ik had met Paula een steady werkrelatie opgebouwd, waardoor ik met bekendere modellen voor betere bladen kon werken.’
Heb je de industrie de afgelopen 20 jaar erg zien veranderen? ‘Ja, het is een feit dat sociale media een verschil hebben gemaakt. Neem inclusiviteit, op dat vlak is er enorm veel veranderd. Toen ik als make-upartiest begon, in de jaren negentig, werd dit in gang gezet. Daarvoor zag je een reeks karakterloze modellen en dat heeft lang een stempel gedrukt op het modellenbeeld, maar ik zag de opkomst van een breder aanbod. Met de zwarte Alek Wek, de voor mode-maatstaven kleine Kate Moss, de bleke en roodharige Karen Elson en de alternatieve Kristen McMenamy. Deze ontwikkeling voltrok zich echter op kleine schaal en was erg fashion based, maar het voelde voor mij erg inclusief. Door de opkomst van sociale media werd opeens de boodschap van de jaren negentig verspreid.’
Het duurde toch nog jaren voordat de mode- en beauty-industrie écht diverser werd. Hoe verklaar je dat? ‘Dankzij de populariteit van Instagram herkende een nieuwe generatie zich niet in de getoonde modellen. Ze vroegen zich af: waar ben ik? Op het vlak van modellencasting, op kleur, was in de mode- en beauty-industrie de eerste inclusiviteit-push al geweest. Maar sociale media hebben deze ontwikkeling versterkt, dat is geweldig.’
Sociale media heeft goede kanten, maar zie je ook nadelen? ‘Soms denk ik OMG het wordt onze ondergang! Het is op sociale media zo makkelijk om allerlei dingen te roepen en te schreeuwen en daar gehoor voor te vinden, dat vind ik heel erg. Op beautygebied zit vooral de uniformiteit mij dwars.’
Verder zie je op sociale media veel beauty als entertainment voorbijkomen. (Zuchtend) ‘Met iemand mooi opmaken en beauty heeft dat niets te maken. Het wordt snel heel erg een gimmick, dat vind ik niet interessant. Bepaalde bekende beauty-influencers posten altijd de overtreffende trap van beauty, heel schreeuwerig. Het gaat dan altijd om erg veel kleur, het veranderen van gezichten. Heel vermoeiend. Tuurlijk, dat is een aspect van beauty, het kan ook leuk en mooi zijn, maar ik ben meer geïnteresseerd in beauty die iets te zeggen heeft: als creatieve expressie, een origineler kijk, een simpelere benadering, dan die waarbij de persoon verdwijnt onder lagen make-up.
‘Wel leuk: op sociale media zie je de laatste jaren ook make-looks die wel expressief en creatief zijn, als reactie op de gepolijste Kim Kardashian-achtige-beauty.’
De beauty-industrie is radicaal verandert door sociale media. ‘Als klant heb ik ook TikTokkers, die ik opmaak als ze geboekt worden voor campagnes. Het zijn de nieuwe celebs. Bekendheden die al bekend zijn kijken wat Tiktokkers doen en slaan ook die richting in.’
Kun je met make-up iets doen aan het zelfvertrouwen van iemand? ‘Ik doe heel veel shoots met modellen, dat zijn negen van de tien keer twintigers en die zijn sowieso al prachtig. Hun gezichten zijn een soort van canvas waarop je van alles kunt uitproberen. Als je goed bent als make-upartiest, en het model is goed, dan weet je there’s magic. De andere kant van het opmaken - met betrekking tot zelfvertrouwen - maak ik mee als ik met mensen werk die niet bekend zijn om hun looks, maar omdat ze beroemd zijn geworden. Een goede make-up kan iemand absoluut zelfvertrouwen geven, zich mooi laten voelen.’
Beroemdheden hechten aan hun publieke imago. Zijn ingrijpende aanpassingen dan nog mogelijk? ‘Wel als het om beautifying gaat. Dat is niet per se de meest creatieve make-up om te doen, maar je kunt beroemdheden absoluut een andere richting opduwen als je met een traditionele make-up een kant van ze laat zien die heel mooi is.’
Van nude lip naar felle mond? ‘Ja, dat kan. Daarvoor moet je wel eerst een vertrouwensband hebben opgebouwd. Pas dan kun je die richting opgaan. Maar het is inderdaad met beroemdheden vaker het meer traditionele make-upwerk.’
De afgelopen tijd lanceerden veel make-upartiesten een eigen make-upcollectie. Heb jij ook die ambitie? ‘Nee. Het lijkt me leuker om als creative director samen iets te doen met een bestaand make-upmerk. Aan een project werken met een langere adem dan een modeshow, editorial of campagne. Zoiets heb ik nog nooit gedaan, al denk ik dat bedrijven tegenwoordig liever kiezen voor een influencer met 3 miljoen volgers. Vroeger kreeg een make-upartiest nog een contract van een paar jaar, nu is alles heel social-media-gestuurd, al zijn er wel mogelijkheden.’
Je hebt veel make-upmerken voorbij zien komen. Wat vind je belangrijk aan een merk? ‘Ik heb waardering voor merken die curated zijn, die uitstralen wie ze zijn en waar ze voor staan, zoals Serge Lutens en Hermès Beauty, merken die verweven zijn met een kloppende merkidentiteit.’
Aan die merkidentiteit hangt meestal wel een prijskaartje? ‘Bij de prijs van een make-upproduct staat 30 procent voor performance en 70 procent voor marketing, waarschijnlijk meer. Omdat je voor een luxe product veel betaalt, krijg je het gevoel dat het extra goed werkt. Je voelt als het ware de luxe als je dure lipstick gebruikt. Maar vanuit het ‘rode lip-perspectief’ is het die prijs meestal niet waard.
‘De producten van Serge Lutens zijn pure luxe, de lijn is heel compact en doelgericht, zodat je weinig nodig hebt. Zelfs als make-upartiest vind ik het heel verwarrend als ik in een winkel een counter zie met een enorme hoeveelheid producten met allerlei formules.
‘Vanuit het perspectief van make-upartiest blijft M.A.C mijn favoriet. Qua kleur, aanbod en in gebruik. Het merk is de afgelopen jaren ondergesneeuwd door allerlei andere merken die eigenlijk hetzelfde verhaal vertellen dat M.A.C al sinds 1984 vertelt. Over creativiteit.’
Er worden enorm veel merken gelanceerd. Wanneer heeft een merk kans van slagen? ‘Door timing, marketing en gezicht. In 2000 lanceerde de actrice Isabella Rossellini een heel coole make-uplijn. Ze kwam daarmee nadat ze in 1996 op haar 43ste als gezicht van Lancôme werd ingeruild voor de jonge Juliette Binoche. Rosselini’s lijn heette Manifesto en was gefocust op inclusiviteit, met in de campagne een modellenmix van jong en oud en kleur. De slogan was a secret feminist plot. Het werkte niet, Manifesto verdween na twee jaar.
‘De timing, in 2017 van Rihanna’s Fenty Beauty was perfect. Iedereen liep weg met het feit dat Fenty 40 tinten foundation verkocht, maar Make Up For Ever en M.A.C deden dat al jaren. Dus het concept van Fenty was niet nieuw, maar met Rihanna als gezicht veroverde het merk de wereld.’
En kloppen de verwachtingen die je 15 jaar geleden had over New York? ‘Ja, nog steeds. Ik vind het alleen niet zo geweldig dat alles hier draait om het verdienen van geld. En als land heeft Amerika ook een heel rauwe kant: alles is hier extremer dan in Europa. Maar misschien komt daar die energie uit voort waar ik me destijds tot aangetrokken voelde.’